Hoe kan ik me voorbereiden op een consult?

Het is voor de huisarts meestal makkelijker om u te helpen als u een heldere hulpvraag heeft. In de praktijk blijkt het vaak moeilijk voor de patiënt om een heldere hulpvraag te formuleren. Ook voor de huisarts is het vaak niet even makkelijk om deze hulpvraag boven tafel te krijgen. Het resultaat is vaak een onnodige frustratie voor beide partijen. Om uzelf en de huisarts te helpen, kunt u alvast nadenken over de volgende vragen:

- Wat brengt u ertoe om met deze klacht naar de dokter te gaan?
- Wat brengt u ertoe om juist nu naar de dokter te gaan?
- Heeft u een ziektebeeld in gedachte die bij uw klacht kan passen?
- Wat verwacht u van het consult?

Als u meerdere klachten heeft:

- Wat is de belangrijkste klacht die u ertoe heeft doen besluiten om naar de dokter te gaan?

Door goed over deze vragen na te denken, kunt u al een heldere hulpvraag formuleren waar de huisarts u gericht mee kan helpen. Ter verduidelijking waarom bovenstaande vragen van belang zijn, zal ik hieronder een voorbeeld geven van een fictieve patiënt.

Mw. V. Oorbeeld:
Mevrouw V. Oorbeeld hoort de laatste tijd niet zo goed. Vooral de laatste 2 weken is het gehoor achteruit gegaan en kan ze soms niet goed horen wat iemand tegen haar zegt. Ze heeft geen oorpijn, geen jeuk aan haar oren en ook heeft ze geen loopoor gehad. Uiteindelijk vraagt ze: "Wat kan het zijn, dokter?"

De huisarts vraagt haar waarom ze niet twee weken geleden is gekomen. Daarnaast stelt de huisarts nog wat andere verhelderende vragen.

Mevrouw geeft aan oordruppels bij de drogist te hebben gehaald en een neusspray te hebben geprobeerd. Beiden zonder resultaat. Aan het einde van het consult heeft de huisarts in de oren gekeken en blijkt er een oorsmeer propje in de gehoorgang beiderzijds te zitten. Hij adviseert haar om de oren bij de assistente uit te laten spuiten.

Mevrouw V. Oorbeeld maakt een afspraak bij de assistente, maar lijkt toch niet helemaal gerustgesteld.

Tijdens het oren uitspuiten enkele dagen later, blijkt er een flinke prop los te komen. Na het uitspuiten van de oren, lijkt het gehoor meteen hersteld. Zij bedankt de assistente en vertelt haar vervolgens dat ze al enkele dagen erg ongerust is geweest. Ze had een week eerder van een vriendin begrepen dat het mogelijk een vorm van kanker zou kunnen zijn, die de gehoorgang was ingegroeid. Ze had eigenlijk van de huisarts verwacht dat hij een gehoortest zou aanvragen. Gelukkig had de huisarts gelijk en blijkt het inderdaad alleen een oorsmeerprop te zijn geweest, maar daar had mevrouw V. Oorbeeld in eerste instantie weinig vertrouwen in omdat ze al had gedruppeld. Dat moest de prop toch ook hebben opgelost?

Wat ging er mis?
De huisarts heeft niet alle verhelderende vragen gesteld om de hulpvraag boven tafel te krijgen. Hij heeft niet gevraagd of mevrouw V. Oorbeeld een bepaalde ziekte in gedachte had. Deze vraag stelt hij liever niet meer omdat de meeste patiënten het een vreemde vraag vinden. Er wordt namelijk vaak geantwoord: "U bent toch de dokter?" Verder heeft de huisarts niet uitgevraagd wat de patiënt had verwacht van het consult. Ook hier krijgt hij vaak hetzelfde antwoord te horen.

Mw. V. Oorbeeld heeft zelf niet medegedeeld dat ze bang is voor kanker. Ze durft het woord niet in de mond te nemen. Ze probeerde haar bezorgdheid niet tentoon te stellen. Wat zou de dokter wel niet denken als ze het mis heeft? Tegelijkertijd geloofde ze er niet in dat het alleen een propje kon zijn, maar zij durfde niet te vragen of aanvullend onderzoek mogelijk was.

Zowel voor de huisarts als de patiënt bleek het moeilijk om vrijuit te spreken.

Conclusie:
We zijn allemaal mensen en we hebben vaak onze eigen redenen om iets wel of niet te durven vragen. Bovenstaande verhelderende vragen kunnen bijdragen om tot een duidelijke hulpvraag te komen en door hierover vrijuit te praten met elkaar, kunnen we elkaar beter helpen zonder misstanden. Het zorgt ervoor dat de huisarts u uiteindelijk van betere zorg en informatie kan voorzien.